Coöperatie Gedeelde Weelde bestaat tien jaar. Maar het gedachtengoed, de ideeën, de creaties, de mensen, bestaan veel langer. Een aantal mensen dat zich voor de jarige coöperatie inzet deed dat decennia geleden ook al. Ze waren de voorlopers. Onze inspiratiebronnen. Maar wat inspireerde hen? We kijken met deze BioPioniers de komende maanden terug op hun lange reis door duurzaam Maastricht. Ditmaal Lea Linkens (78) en Henk Schellekens (79), die al in 1979 gezonde voeding naar Maastricht brachten. Henk is nog altijd actief als meewerkend lid, Lea doet hun boodschappen in ‘de mooiste winkel van Maastricht’.

 

Met hun spaarcentjes startten Lea en Henk biowinkel en -restaurant La Yapa

Door leden Janine Stougie en Walter Devenijns

De toegift. Het woord past bij de gepassioneerde organiste Lea Linkens. La Yapa is Zuid-Amerikaans Spaans. De naam van de biologische winkel, zeg maar gerust gemeenschap, die ze samen met haar man Henk Schellekens meer dan dertig jaar aan de Theodoor Schaepkensstraat runde.

Twee kunstenaars die ervoor kozen iets totaal anders te gaan doen. Schilder Henk was eind jaren zeventig van de vorige eeuw werkloos. Ook Lea kon van haar muziek niet leven. ‘Met kunst kon je toen absoluut de kost niet verdienen.’ Ze was bezigheidstherapeute in de zorg. Mooi werk, maar je kon er maar net van rondkomen.

Samen kwamen ze veel bij de achterburen van La Yapa, in eerste instantie een biologisch restaurant gerund door een Amerikaan en zijn Nederlandse vrouw, die als ontwikkelingswerkers in het Spaanstalige Zuid-Amerika hadden geleefd en gewerkt. Lea was al van jongs af aan volop geïnteresseerd in de Spaanse leefstijl. In de buurt woonden veel Spaanse gastarbeiders. Een warme gemeenschap. Mensen kenden en hielpen elkaar. ‘We brachten ook de groenten van onze moestuin naar La Yapa en in ruil daarvoor mochten we dan mee eten in het restaurant.’

Restaurant La Yapa huisde in een enorme ruimte. Lea en Henk gingen er aan kringloop doen toen het nog lang niet zo heette. Er werd yoga en muziekles gegeven, kinderen speelden er. Nadat de Amerikanen in 1979 vertrokken namen Henk en Lea de ruimte over. De naam hielden ze, maar het restaurant werd gaandeweg een biologische winkel. Een avontuur. Ze hadden het geluk dat een man van de gemeentelijke afdeling Sociale Zaken, die tevens klant was van La Yapa, hen liet starten met behoud van een uitkering.

‘We zijn begonnen met onze spaarcentjes. Er was verder helemaal niets geregeld, zelfs geen ziekenfondsdekking. Geen Triodos, want die bank bestond toen nog niet. Een pensioen bouwden we ook niet op. Je was jong en gezond en je hoopte maar dat het goed ging.’ En was je ziek of had je last van je been dan had je gewoon pech. Moest je toch die winkel in. ‘Dan gebruikte ik de winkelwagen als rollator’, lacht Lea.

Hoewel de rest van Nederland nog erg onwennig was, had het duo wel door dat het land vergiftigd werd. ‘Orgelstudenten kropen in mijn studietijd allemaal achter de kerkorgels in de omgeving. Gratis oefenmateriaal’, glimlacht ze. ‘Ik fietste altijd naar Eijsden. Als ik langs de boomgaarden reed zag ik de trekkers gele wolken gif over het land spuiten. Je las toen ook al verhalen in de media dat er foute stoffen werden gebruikt. Het is echt allemaal niet nieuw’, benadrukt Lea hun passie voor gezond eten. Met La Yapa konden ze er in ieder geval voor proberen te zorgen dat mensen goed voedsel binnenkregen.

Het tweetal kreeg het druk met de nieuwe winkel. Ze vergaarden allemaal specialisten om zich heen. Stroop van Mart Vandewall, jam uit België, brood van bakker Segonds en sappen van Jan Hellemans van De Drie Wilgen. ‘Allemaal kleinschalig. Bijna moestuinachtig. Mensen weten elkaar op een gegeven moment te vinden. Via de tamtam. Zo ging het ook met de meeste klanten. Via mond-tot-mondreclame kwamen ze bij ons terecht.’
En ja, klinken Lea en Henk enthousiast. ‘Veel van die producten staan nog altijd in Gedeelde Weelde.’ Als Lea de boodschappen bij Gedeelde Weelde doet komt ze nog vaak oud-klanten tegen. ‘Zo leuk. Voel me er zo thuis. Het is er gezellig.’

Henk timmerde met hulp van anderen de rekken in de winkel. ‘Iedere keer als we uitbreidden met nieuwe producten knutselde Henk weer nieuwe winkelrekken in elkaar. We haalden de materialen van de sloop. Nu zou je recyclen zeggen. Deze doorleefde materialen zijn tegenwoordig peperduur’, grinnikt ze. ‘Maar toen dachten ze dat het pure armoede was. Henk reed op een bakfiets en ik reed met een karretje achter mijn tweewieler. Dat was echt het toppunt van armoede. Geen auto, pfff.’ Ze knipoogt.

Ze deden alles zelf. Henk had weliswaar de eerste stapjes op weg naar het biologisch ondernemerschap ‘afgekeken’ bij voorloper De Maretak, waar de gemeente een soort werkloosheidsproject van had gemaakt. ‘Allemaal goed opgeleide mensen’, legt Lea uit. ‘Er kwamen daar hele schoolklassen van bijvoorbeeld de Sociale Academie, die geen werk konden vinden en daar tijdelijk neergezet werden. Ze lachten ons uit toen we met de winkel begonnen. Waarom werken als je ook gewoon een uitkering kan krijgen? Die gingen liever druiven plukken in Frankrijk. Dat waren de jaren zeventig en tachtig. Maar wij wilden iets goeds doen.’

Ze hebben in al die jaren nooit vakantie gehad. Nog steeds niet, want naar vakantie talen ze niet. Wel hadden ze een beetje hulp van een Spaanse jongen. Deze vrijwilliger was ook dé reden voor de enige reis die ze ooit met een vliegtuig naar een ander land hebben gemaakt. Toen hij ging trouwen in Malaga waren ze erbij.

De reis naar Malaga ging per vliegtuig, iets waarover Lea zich nu nog niet lekker voelt, want de reis was niet milieuvriendelijk en kostte ook nog veel geld: ‘Er was geen andere mogelijkheid. We sprokkelden onze vrije dagen bij elkaar en zijn een week weggeweest. Nu denk ik: als je met het vliegtuig gaat blijf dan minstens drie maanden weg.’

Voor Lea de eerste keer dat ze in Spanje was, het land waar ze zo van houdt. Dankzij de Maastrichtse Spanjaarden (gastarbeiders) kende ze de taal. ‘Waarom ik er zo van houd? Dat weet ik niet. Dat is al zo vanaf mijn tiende. Altijd gehad en door het contact met de Spaanse gemeenschap is dat gegroeid. En in Malaga bleek dat als je tien woorden spreekt je er honderd terugkrijgt. Veel vakantiegangers missen zoveel, doordat ze alleen maar Engels spreken. Zo krijg je geen contact’.

Ze ziet dat ook in het Maastrichtse. In de tijd dat zij met La Yapa begonnen was de universiteit er nog niet. Maastricht was nog een wat ingeslapen stadje. De komst van het hogere onderwijs heeft het gezonde leven een zetje de goede richting in gegeven. Wel irriteert het dat Engels overal de voertaal lijkt geworden. ‘In de hele stad’, verzucht ze. ‘Probeer een paar Nederlandse woorden en je krijgt er zoveel extra voor terug’.

Omdat ze altijd hard gewerkt hadden wilden ze per se, net als de rest van Nederland, op hun 65ste met pensioen. Ze verkochten in 2011 de zaak. Teleurstelling klinkt door als ze vertellen dat hun opvolger, binnen een mum van tijd de hele boel stripte en verbouwde. Inmiddels zitten er appartementen in het pand.

Henk en Lea zijn niet voor niets zo blij met Gedeelde Weelde. ‘De geschiedenis ook van het pand waar de coöperatie in zit. Zo mooi. Voor ons is Gedeelde Weelde thuiskomen.’

Wat ook thuiskomen voor hen is, is het logo en de houten naambordjes van de medewerkers. Lea haalt het oude uithangbord van hun winkel uit de keuken. In dit prachtig, inmiddels ietwat vervaagd, houten kunstwerk staat de naam La Yapa gebrand. Een kiem, een boontje, een plantje als vorm. Dat de naambordjes van de meewerkende leden van Gedeelde Weelde en het logo van de huidige coöperatie aan hun reclameschild doet denken maakt hen zichtbaar blij.

Als ze terugkijken maken ze zich grote zorgen. Want hoewel gezonde voeding een grotere kring om zich heen verzameld heeft, is de mentaliteit van het overgrote deel van de bevolking gemakzuchtig.

‘Het gemak staat voorop, of dat nu om wonen of afval gaat. Wat dat betreft moet er nog veel gebeuren. Ik vind het veel erger dat sommigen niet beseffen dat ze vervuild eten kopen, ook als ze verse producten kopen. Dat grond en groenten chemisch bespoten zijn. Dat ze niet begrijpen dat ze daar ziek van worden. Daar kan ik niet bij. Of ze zeggen: we gaan leuk bloemen kijken op de Keukenhof…. Ik denk dan: je gaat naar een gifbelt. Je kunt niet meer zeggen dat je het niet weet’, klinkt het fel.

Ze grinniken als ze terugdenken aan wat ooit was. Zo waren ze de eersten met biologische sinaasappels. Voor die tijd kwam alles uit de buurt. Aardappels, bieten, prei, kolen, worteltjes. ‘Daar waren toen heel wat discussies over. Moet je wel of niet alleen van het seizoen eten? En dan de opmerkingen over het vervoer. Moet het van zo ver komen? Die discussies zijn er nog altijd. Wat dat betreft is er maar weinig verschil met vroeger. Maar de winter doorkomen met alleen kool en worteltjes is te eenzijdig. We vonden dat we het ruim moesten aanbieden. Wil je het niet dan moet je het laten liggen. Dat ze tegenwoordig sperzieboontjes in het vroege voorjaar eten hebben ze aan ons te danken’, weet de oud-eigenares.

Blij zijn ze dan ook met de groente- en fruitafdeling van Gedeelde Weelde. Lea glimlacht en vertelt dat ze, uit een soort automatisme, zich ook met de uitgestalde waar bemoeit. ‘Als ik zie dat er bijvoorbeeld onderop de aardappels een rot exemplaar zit dan pak ik die eruit en laat het zien aan de vloerverantwoordelijken. Ja, dat zit er nu eenmaal in. Gedeelde Weelde is ook onze winkel. Zo’n rot exemplaar kan de rest aantasten. Dat willen we niet.’

Als Henk en Lea aan het eind van het interview hun dikke foto-albums pakken, vallen ze even stil bij een reclameposter. ‘Sponsor een olijfboom in Palestina’ melden dikke letters, terwijl de foto een jonge vrouw laat zien tijdens de pluk van de olijven. De oproep is tientallen jaren oud. ‘Kijk, dit is toch weer super actueel. Hun olijfolie was supergoed, maar het duurde maanden voordat we de flessen kregen. Nu vernielen kolonisten de olijfbomen van Palestijnen. Ik vraag me af of deze bomen er nog wel staan?’ Henk vult haar aan: ‘Ze (Israël red.) mogen zich best verdedigen, maar niet zo onmenselijk.’

Rijk zijn ze van de verkoop van hun winkel niet geworden, zo wordt duidelijk. Maar ze voelen zich wel rijk. ‘We eten heel goed en we wonen heel fijn’, aldus Lea. ‘We fietsen heel graag. Dat kan hier makkelijk. Je leeft mee met de seizoenen. Dan zie je in een tuin een heel mooi trosje hangen.’ Ze straalt.

Ze koesteren hun herinneringen, want La Yapa was niet alleen een winkel, maar ook een gezellig thuis. Eigenlijk een soort huiskamer voor iedereen. Op de oude foto’s zie je nog bankstellen en tafels staan. Dat alles omlijst door mooie lampenkappen. ‘Ooit kwam de baas van de keuringsdienst binnen en zag onze poes op de kruk naast de toonbank zitten. Hij aaide de poes over haar bolletje en zei: ‘wat is jouw taak hier? Je zult wel muisjes vangen.’ Kijk dat kon toen nog’, herinnert Lea zich.

La Yapa ‘leeft’ nog altijd bij hen thuis in de Maastrichtse binnenstad. Zelfs het houten bestek van de oud-eigenaren koesteren ze nog. Lea pakt in de keuken een houten lepel vast. ‘Kijk’, zegt ze zacht, ‘handgemaakt van Zuid-Amerikaans hout door de inheemse bevolking’.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
en blijf op de hoogte van het allerlaatste nieuws